Betekenis afgaan

Op deze pagina vind je 10 verschillende betekenissen of definities van het woord 'afgaan’, geordend van meest populaire betekenis naar minst populaire. Indien je zelf nog een definitie of synoniem kent, kan je deze onderaan deze pagina toevoegen.

1 1

afgaan

(ergatief) naar beneden gaan
VB: hij ging de trap af

2 0

afgaan

(ergatief) afgeschoten worden, in werking gebracht worden
VB: het geweer ging af
de wekker ging af

3 0

afgaan

(ergatief) een slechte indruk nalaten
VB: hij ging af als een gieter

4 0

afgaan

(ergatief) ~ op zich baseren op
VB: ik zou er maar niet te veel op afgaan

5 0

afgaan

(ergatief) naar iets toegaan, bezoeken
VB: hij ging op hem af
vrienden en kennissen afgaan

6 0

afgaan

(ergatief) van iets vandaan gaan, verlaten, zich verwijderen, weggaan
VB: hij ging van school af

7 0

afgaan

(ergatief) verminderen, verzwakken, afnemen
VB: de koorts gaat af

8 0

afgaan

(ergatief) stoelgang hebben, ontlasting hebben

9 0

afgaan

(ergatief) lukken, bedreven zijn
VB: Nederlands spreken gaat hem goed af, maar het schrijven is wat minder.

10 0

Afgaan

Aflopen, Bezoeken; Afkomen; Afzakken; Verlaten; Afvaren; Betrouwen, Vertrouwen, Zich verlaten op; Ontbranden; Beren, Bouten, Drukken, Kakken, Poepen, Schijten; Blameren, Een flater slaan

Voeg in onderstaand formulier een betekenis van het begrip afgaan toe. Velden met een ster (*) zijn verplicht!